ECLI:NL:CRVB:2006:AV5548

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5167 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake WAO-schatting en medische beperkingen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 september 2003, waarin de rechtbank oordeelde over de WAO-schatting van appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 januari 2006, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F. van Dam, wel aanwezig was. De centrale vraag in hoger beroep was of de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat en of de geselecteerde functies passend waren gezien de beperkingen van appellant.

De rechtbank had in haar uitspraak geconcludeerd dat de medische beperkingen van appellant correct waren ingeschat en dat de functies die aan appellant waren aangeboden, niet ongeschikt waren. De Centrale Raad van Beroep heeft deze conclusie bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend aan de gedaagde partij.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, met mr. G.J.H. Doornewaard en mr. J. Brand als leden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 maart 2006. De Raad heeft zich volledig verenigd met het oordeel van de rechtbank en heeft de argumenten van appellant in hoger beroep, die niet ondersteund waren door nieuwe medische gegevens, niet overtuigend geacht. De ingediende rapporten van de bezwaarverzekeringsartsen hebben de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen.

Uitspraak

03/5167 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant] , wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 september 2003, nr. AWB 2002/1091 WAO.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 27 januari 2006, waar appellant - zoals tevoren was bericht - niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. F. van Dam, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
Voor een uiteenzetting van de in dit geding van belang zijnde feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
In hoger beroep ligt de beantwoording van de vraag voor of bij de aangevallen uitspraak terecht is beslist tot instandlating van gedaagdes besluit van 15 augustus 2002.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank (samengevat) als haar oordeel gegeven dat gedaagde bij het bestreden besluit de medische beperkingen van appellant niet heeft onderschat en dat de geselecteerde functies, gelet op appellants beperkingen, niet ongeschikt zijn.
De Raad verenigt zich geheel met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Hetgeen van de zijde van appellant in hoger beroep is aangevoerd omtrent zijn gezondheidstoestand, niet gesteund door nieuwe gegevens van medische aard, kan, mede gelet op het door gedaagde in hoger beroep ingezonden rapporten van de bezwaarverzekeringsartsen C.G. van der Kooij en
K. Corten, van respectievelijk 19 januari 2004 en 3 oktober 2005 de Raad niet tot een ander oordeel brengen.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.
Gw