ECLI:NL:CRVB:2006:AV5545
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet tijdig beslissen op bezwaar en export van Wajong-uitkering naar Duitsland
In deze zaak heeft appellant, die sinds 1988 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo. De rechtbank had op 15 september 2003 geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van appellant gegrond was en had gedaagde opgedragen om binnen vier weken een beslissing te nemen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag om zijn Wajong-uitkering te exporteren naar Duitsland, waar hij tijdelijk zou verblijven voor studie. Gedaagde had in een eerdere brief aangegeven dat de uitkering ongewijzigd zou blijven, maar appellant verzocht om export van zijn uitkering naar Duitsland.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat de beslissing op bezwaar inmiddels binnen de gestelde termijn was genomen. Hierdoor was het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad overwoog dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet meer tot een gunstiger resultaat kon leiden, aangezien gedaagde inmiddels had besloten dat appellant met behoud van uitkering in Duitsland kon verblijven tot 15 augustus 2004. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen, wat betreft de proceskosten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd gedaan op 10 maart 2006, waarbij de Raad ook opmerkte dat er nog een lopende procedure was bij de rechtbank Amsterdam over de rechtmatigheid van de intrekking van de Wajong-uitkering bij verhuizing naar een andere lidstaat. Dit kan van belang zijn voor de aanspraak van appellant op zijn Wajong-uitkering in de toekomst.