ECLI:NL:CRVB:2006:AV5467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van gedaagde door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Gedaagde had een uitkering die was vastgesteld op 80% of meer, maar deze werd per 8 maart 2002 herzien naar 55 tot 65%. Gedaagde ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Zutphen oordeelde echter dat het UWV bij de herziening van de uitkering niet voldoende rekening had gehouden met de arbeidskundige grondslag en vernietigde het besluit van het UWV. Het UWV ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2006, vertegenwoordigd door mr. drs. R.H.L. Janssen-Niehof, werd het standpunt van het UWV dat gedaagde voldoende ervaring had om aan de diploma-eisen te voldoen, niet geaccepteerd. De Raad oordeelde dat de functies waarvoor een diploma-eis geldt, niet aan gedaagde konden worden opgedragen, omdat hij niet over de vereiste diploma's beschikte. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het besluit van het UWV niet in stand kon blijven.
De Raad oordeelde dat het UWV in zijn besluit van 19 april 2002 ten onrechte had gesteld dat gedaagde in staat was om de voorgelegde functies te vervullen, en dat de herziening van de uitkering op een onjuiste basis was gedaan. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het inleidend beroep ongegrond. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van € 322,--.