ECLI:NL:CRVB:2006:AV5222

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/3639 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep door bestuursorgaan en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen [verzoeker]. Het hoger beroep werd ingetrokken door het bestuursorgaan, waarna de Raad besloot het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De partijen hebben schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting. De Raad heeft vervolgens de proceskosten van verzoeker beoordeeld, aangezien het bestuursorgaan het hoger beroep had ingetrokken.

De Raad oordeelt dat er aanleiding is om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten van verzoeker, met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De kosten voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep zijn door de Raad begroot op € 322,-. De uitspraak van de rechtbank had al beslist over de proceskosten in eerste aanleg, en verzoeker had daartegen geen hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft appellant veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 322,-, te betalen aan de griffier van de Raad. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De Raad heeft ook overwogen dat het nog niet mogelijk is om over mogelijke schade te oordelen, omdat het bestreden besluit is vernietigd en appellant een nieuw besluit op bezwaar moet nemen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/3639 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21a van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:73a en artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht inzake het geding tussen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant,
en
[verzoeker], wonende te [woonplaats], gedaagde, thans verzoeker.
I. INLEIDING
Bij schrijven van 15 december 2005 heeft appellant het door hem ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Middels retournering van het zogeheten “formulier proceskosten” heeft
mr. J.T.R. Lucassen, advocaat te Venlo, als gemachtigde van gedaagde, thans verzoeker, de Raad verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de schade aan de kant van verzoeker.
Appellant heeft de Raad bericht geen gebruik te zullen maken van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
II. MOTIVERING
Gelet op de vanwege partijen gegeven toestemming daartoe heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Namens verzoeker is verzocht om toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in die zin dat appellant wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente.
De Raad overweegt het volgende. Uit de aangevallen uitspraak blijkt dat het bestreden besluit is vernietigd op grond van gebreken in de totstandkoming ervan en dat appellant een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Daarom ligt het thans niet op de weg van de Raad om zich over mogelijke schade uit te spreken omdat nog niet vaststaat hoe het nieuwe besluit zal gaan luiden.
Ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de proceskosten oordeelt de Raad als volgt.
Nu het hoger beroep door het bestuursorgaan is ingetrokken, is er aanleiding om het bestuursorgaan met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van verzoeker.
De Raad overweegt dat, aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak reeds heeft beslist ten aanzien van de proceskosten die aan de zijde van verzoeker zijn gevallen in verband met de procedure in eerste aanleg, en verzoeker tegen die uitspraak geen hoger beroep heeft ingesteld, hier slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling staan.
Wat betreft de proceskosten in hoger beroep acht de Raad termen aanwezig om van de in artikel 8:75 van de Awb gegeven bevoegdheid gebruik te maken. Blijkens het in rubriek I vermelde schrijven heeft mr. Lucassen namens verzoeker verzocht appellant te veroordelen in de kosten voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, welke kosten met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht door de Raad worden begroot op € 322,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Veroordeelt appellant in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag groot € 322,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad.
Aldus gegeven door mr. M.M. van der Kade in tegenwoordigheid van S. Sweep als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2006.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) S. Sweep.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.