ECLI:NL:CRVB:2006:AV5219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- J.J.B. van der Putten
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over een verzoek tot proceskostenveroordeling in het kader van een hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. Steinmetz, had hoger beroep ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Echter, het hoger beroep werd ingetrokken omdat de verweerder aan de verzoeker tegemoet was gekomen. De verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en beide partijen hebben schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
De Raad heeft geoordeeld dat, nu het hoger beroep is ingetrokken, er aanleiding is om de verweerder te veroordelen in de proceskosten van de verzoeker. De kosten zijn begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de Raad opgemerkt dat verzoeker zich voor de terugbetaling van het griffierecht kan wenden tot de verweerder, zoals bepaald in artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2006. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De zaak illustreert de procedurele aspecten van proceskostenveroordelingen in bestuursrechtelijke zaken, vooral in situaties waarin een hoger beroep wordt ingetrokken na een tegemoetkoming door de verweerder.