ECLI:NL:CRVB:2006:AV4763

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/4117 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond wegens termijnoverschrijding griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2006 uitspraak gedaan in het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 4 oktober 2005. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, maar dit hoger beroep werd niet ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. De opposant diende hiertegen een verzetschrift in, waarop de partijen op 14 februari 2006 werden gehoord. De opposant was aanwezig, maar de geopposeerde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, was niet vertegenwoordigd.

De Raad overwoog dat de opposant, die gebruik maakte van een postbus als briefadres, zelf verantwoordelijk was voor het tijdig legen van de postbus of het aanstellen van iemand anders om dit te doen. De Raad concludeerde dat de opposant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in verzuim was geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht. De herinneringsbrief van 9 augustus 2005, die de opposant niet tijdig had ontvangen, bevatte geen nieuwe termijn voor betaling, waardoor de Raad het verzet ongegrond verklaarde. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheid van partijen om ervoor te zorgen dat zij tijdig op de hoogte zijn van belangrijke correspondentie, vooral wanneer zij gebruik maken van een postbus.

Uitspraak

05/4117 WWB
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 4 oktober 2005 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 juni 2005, reg.nr. 04/1057, niet ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 14 februari 2006, waar opposant in persoon is verschenen. Geopposeerde heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 4 oktober 2005 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet binnen de door de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 9 augustus 2005 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het hoger beroep van opposant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn eerder genoemde uitspraak is gegeven.
Van degene die gebruik maakt van een postbus als briefadres mag worden verwacht dat hij regelmatig zelf de postbus leegt of een door hem aangewezen persoon laat legen opdat berichten omtrent toegezonden aangetekende stukken hem tijdig bereiken. Voorzover opposant destijds zelf verhinderd was om een aangetekend stuk op het postkantoor in ontvangst te nemen had hij een ander een daartoe strekkende machtiging kunnen geven. Op grond van de gedingstukken kan niet worden aangenomen dat opposant ten tijde hier van belang buiten staat was om dit te doen. Nu opposant dit heeft nagelaten is het een aan hem toe te rekenen omstandigheid dat de op 9 augustus 2005 verzonden herinneringsbrief inzake de betaling van het griffierecht hem niet tijdig heeft bereikt met als gevolg dat het verschuldigde griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van deze brief is betaald.
Aan de op 7 september 2005 door de griffier nogmaals toegezonden brief van 9 augustus 2005 kan de Raad niet die betekenis toekennen die opposant daaraan toegekend wenst te zien, omdat die brief geen nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht bevat.
Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van der Veen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2006.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) R.J. van der Veen.