ECLI:NL:CRVB:2006:AV4232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/73 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2006 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, wonende in Duitsland, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De uitspraak van de rechtbank dateert van 20 december 2004 en betreft de AOW, met zaaknummer AWB 03/1607 AOW. De Raad had in zijn eerdere uitspraak van 30 juni 2005 geoordeeld dat de betaling van het griffierecht binnen de gestelde termijn had moeten plaatsvinden.

Tegen deze niet-ontvankelijk verklaring heeft de opposant verzet aangetekend, dat op 13 januari 2006 ter zitting is behandeld. De opposant heeft in persoon verklaard dat hij door zijn financiële situatie niet in staat was het griffierecht te betalen en dat hij veel tijd en geld heeft verloren in zijn pogingen om zijn recht te halen. De Raad heeft echter overwogen dat, ondanks de financiële situatie van de opposant, er een zeer ruime termijn was gegeven voor de betaling van het griffierecht.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is, omdat de opposant niet tijdig aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, bijgestaan door mr. G.J.H. Doornewaard en mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, en mr. A.C.W. Ris-van Huussen als griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 februari 2006.

Uitspraak

05/73 AOW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats] (Duitsland), opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 30 juni 2005 het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2004, nummer AWB 03/1607 AOW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad gehouden op 13 januari 2006, waar opposant is verschenen in persoon en waar geopposeerde zich - met voorafgaand bericht - niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad de vraag te beantwoorden of het hoger beroep bij zijn uitspraak van 30 juni 2005 terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
In het verzetschrift en ter zitting heeft opposant aangevoerd dat het voor hem vanwege zijn financiële situatie niet mogelijk is het verschuldigde griffierecht te betalen en dat hij al veel geld en tijd heeft verloren om zijn recht te halen.
Hetgeen opposant heeft aangevoerd bevat geen grond op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat de indiener van het beroepschrift ingevolge artikel 22 van de Beroepswet een griffierecht is verschuldigd en dat een beroepschrift alleen in behandeling kan worden genomen nadat het verschuldigde griffierecht binnen de daartoe gestelde termijn is voldaan. De Raad weegt daarbij mee dat aan opposant, gelet op zijn financiële situatie, een zeer ruime termijn is gegeven voor de betaling van het griffierecht.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) A.C.W. Ris-van Huussen.