ECLI:NL:CRVB:2006:AV3927
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep door de rechtbank Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door Stichting [naam Stichting 1] en Stichting [naam Stichting 2] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 15 juli 2005, onder nummer 05/880, het verzet van de opposanten tegen een eerdere uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. De opposanten, vertegenwoordigd door O. de Rooij, hebben hiertegen verzet aangetekend, waarbij de gronden van het verzet zijn aangevuld in een brief van 30 januari 2006. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 februari 2006 een zitting gehouden, waarbij de geopposeerde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, niet aanwezig was.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 23 februari 2006 geoordeeld dat het verzet ongegrond is. De Raad heeft vastgesteld dat het verzet enkel betrekking had op de vraag of de Raad ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling was overgegaan, gezien de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Raad heeft geconcludeerd dat de uitspraak van de rechtbank van 15 juli 2005 een uitspraak is waartegen, op grond van de Beroepswet, geen hoger beroep kan worden ingesteld. De opposanten hebben geen evidente schending van procesorde of fundamentele rechtsbeginselen aangetoond die een uitzondering op het wettelijk appèlverbod rechtvaardigt.
Daarom heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om het hoger beroep te behandelen en het verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van der Veen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2006.