ECLI:NL:CRVB:2006:AV3352

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/6475 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stopzetten van vergoeding van middelen in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de stopzetting van een vergoeding voor middelen die eiseres ontving op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. W.P.J.M. van Gestel, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 28 oktober 2004 werd genomen. Tijdens de zitting op 19 januari 2006 was eiseres niet aanwezig, terwijl de verweerster zich liet vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

De Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar eerdere uitspraken in soortgelijke geschillen en heeft het standpunt van de verweerster onderschreven. Eiseres had aangevoerd dat zij in het verleden wel vergoedingen had ontvangen en dat zij erop mocht vertrouwen dat deze vergoedingen niet zonder meer zouden worden stopgezet. De Raad oordeelde echter dat een eenmalige vergoeding, die later onjuist bleek te zijn, niet kan leiden tot aanspraken voor de toekomst. Dit betekent dat de eerdere vergoedingen geen basis vormen voor toekomstige claims.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit, aangezien er geen constante lijn van eerdere vergoedingen was die aanleiding gaf tot een overgangsmaatregel. De Raad concludeerde dat de verweerster terecht had besloten om de vergoedingen voor de middelen Dhea, BR Meda Stim caps en Vit E Nat. Lab niet voort te zetten, omdat de vergoedingen in het verleden inconsistent waren geweest. Tevens werd er geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

04/6475 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 28 oktober 2004, kenmerk JZ/L70/2004, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft mr. W.P.J.M. van Gestel, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, als gemachtigde van eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In een aanvullend beroepschrift is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van eiseres heeft nadien het ingestelde beroep nog schriftelijk verder toegelicht en stukken ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 19 januari 2006. Aldaar is, zoals vooraf werd aangekondigd, eiseres noch in persoon noch bij gemachtigde verschenen, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
De Raad verwijst vooreerst naar zijn uitspraak in soortgelijke geschillen tussen partijen van 21 april 2005, nrs. 04/1691 WUV + 04/1693 WUV.
In het nu voorliggende geschil zijn partijen blijkens de namens eiseres ingezonden nadere memorie uitsluitend nog verdeeld over het antwoord op de vraag of verweerster niet
- zoals zij wel heeft gedaan ten aanzien van de in voormelde procedures aan de orde zijnde middelen - bij wijze van overgangsmaatregel nog eenmaal de op zich onjuiste vergoeding van de middelen Dhea, BR Meda Stim caps en Vit E Nat. Lab had moeten voortzetten.
Namens eiseres is aangevoerd dat deze middelen in het verleden wel zijn vergoed, zodat eiseres er op zijn minst op mocht vertrouwen dat die vergoeding niet rauwelijks zou worden stopgezet.
Verweerster staat blijkens de gedingstukken en de ter zitting verstrekte nadere toelichting op het standpunt dat, anders dan in de eerdere gevallen, hier voor een overgangsmaat-regel onvoldoende aanleiding is nu in dezen geen sprake is geweest van een constante lijn van eerdere - onjuiste - vergoedingen.
Het middel Dhea is in het verleden slechts eenmaal vergoed, terwijl het middel Meda Stim eenmaal wel en eenmaal niet is vergoed. Ten aanzien van het middel Vit E Nat Lab geldt dat alleen het vergelijkbare middel Vit E 400 IE Vital cell life in het verleden aanvankelijk wel werd vergoed maar dat die vergoeding naderhand is beëindigd.
De Raad kan zich met dit standpunt van verweerster verenigen. Een eenmalige - nadien onjuist gebleken - vergoeding kan niet leiden tot in rechte te honoreren aanspraken voor de toekomst. De, eveneens onjuiste, vergoeding van het vitamine E preparaat had verweerster al eerder beëindigd.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2006.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) J.P. Schieveen.
HD
2.02