ECLI:NL:CRVB:2006:AV2779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank over kinderbijslag en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 oktober 2004, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had een aanvraag voor kinderbijslag ingediend voor zijn dochter Ella en maakte bezwaar tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag. De Sociale verzekeringsbank, gedaagde, heeft uiteindelijk kinderbijslag toegekend, maar appellant maakte ook bezwaar tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van wettelijke rente en proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 januari 2006, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd was door J.Y. van den Berg.
De Raad oordeelt dat de grieven van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten en dat de rechtbank op juiste wijze heeft geoordeeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten. De Raad stelt vast dat de vordering van appellant tot veroordeling van gedaagde tot afgifte van een besluit op bezwaar feitelijk ongegrond is, aangezien appellant op de hoogte was van de beslissing op bezwaar en deze via de rechtbank heeft ontvangen. De Raad bevestigt dat de kosten die appellant heeft gemaakt voor het indienen van het bezwaar niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze niet redelijk zijn.