ECLI:NL:CRVB:2006:AV2059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor voltijdse functies onder de WAJONG
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2006, staat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van gedaagde centraal. Gedaagde had bezwaar aangetekend tegen de beëindiging van haar WAJONG-uitkering, die was gebaseerd op een schatting van haar arbeidsongeschiktheid. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen had eerder besloten dat gedaagde per 26 april 2001 minder dan 25% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. De rechtbank Zutphen had in een eerdere uitspraak het besluit van de appellant vernietigd, omdat de motivering ondeugdelijk was. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet geschikt was voor de aan haar voorgehouden voltijdse functies, gebaseerd op een deskundigenrapport van drs. ing. A. Wiersma, die concludeerde dat gedaagde slechts maximaal 20 uur per week belastbaar was.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat de functies die aan gedaagde waren voorgehouden, passend waren en dat zij in staat was om deze functies te vervullen. De Raad overwoog echter dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was, omdat de schatting van de arbeidsongeschiktheid niet deugde. De Raad volgde het oordeel van de deskundige Wiersma, die had vastgesteld dat gedaagde door haar beperkingen niet in staat was om de voltijdse functies te vervullen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 669,30 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten over arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in deze beoordelingen.