ECLI:NL:CRVB:2006:AV1955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- J. Brand
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Herziening arbeidsongeschiktheidsuitkering en niet-ontvankelijkheid hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellante, die aanvankelijk was vastgesteld op 80 tot 100% maar per 26 januari 2002 werd herzien naar 15 tot 25%. Appellante, vertegenwoordigd door mr. M.M.A. van Hoof, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank Haarlem heeft het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Appellante is vervolgens in hoger beroep gegaan.
Tijdens de procedure heeft gedaagde op 27 december 2005 medegedeeld dat het bestreden besluit niet langer wordt gehandhaafd en dat appellante per 26 januari 2002 ongewijzigd voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt verklaard. Dit leidde tot de conclusie dat gedaagde met de herziene beslissing op bezwaar tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen procesbelang meer is.
De Raad heeft daarnaast geoordeeld dat gedaagde in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 966,- voor verleende rechtsbijstand in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2006, waarbij de Raad ook heeft bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het betaalde griffierecht van € 133,- aan appellante moet vergoeden.