ECLI:NL:CRVB:2006:AV1294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies in WAO-zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond heeft verklaard. Appellant, die sinds 14 november 2000 wegens lage rugklachten niet meer kan werken, stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is en recht heeft op een uitkering van 80-100% op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Hij betwist de geschiktheid van de door gedaagde geselecteerde functies en heeft geen medische informatie overgelegd die zijn stelling ondersteunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 december 2005, waarbij appellant niet aanwezig was. De Raad heeft vastgesteld dat de berekening van het dagloon niet meer ter discussie staat en dat appellant geen medische gegevens heeft ingediend die twijfels oproepen over het belastbaarheidspatroon. De Raad concludeert dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden, zoals gedefinieerd in de relevante wetgeving. De Raad onderschrijft het oordeel van de verzekeringsarts dat appellant ten tijde van de beoordeling duurzame benutbare mogelijkheden had voor het verrichten van loonvormende arbeid.
De Raad heeft ook de arbeidskundige beoordeling van de geselecteerde functies bekeken en komt tot de conclusie dat de functies die zijn geselecteerd door de arbeidsdeskundige, zoals brugwachter en monteur transformatoren, passend zijn voor appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te herzien. De uitspraak van de rechtbank wordt derhalve bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen.