ECLI:NL:CRVB:2006:AV1232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.P.M. van de Kerkhof
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAZ-uitkering en geschiktheid van functies in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 13 oktober 2003 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bekrachtigd. Dit besluit betrof de toekenning van een WAZ-uitkering aan appellant, die met ingang van 14 juni 2002 was vastgesteld op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellant betwistte de juistheid van deze beslissing en voerde aan dat zijn medische beperkingen niet correct waren ingeschat en dat hij niet in staat was de aan hem voorgestelde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 18 oktober 2005 behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn gemachtigden.
De Raad heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen en heeft de argumenten van appellant tegen het bestreden besluit beoordeeld. De Raad concludeert dat de gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, actueel waren op de datum in geding. De Raad heeft geen redenen gevonden om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant in relatie tot de geduide functies. De Raad heeft vastgesteld dat de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit voldoende onderbouwd zijn en dat de aanpassing van de FML door de bezwaarverzekeringsarts niet heeft geleid tot een andere uitkomst.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand gelaten. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.288,-. De Raad heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 118,- aan appellant dient te vergoeden.