ECLI:NL:CRVB:2006:AV1183

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2806 NABW + 04/2808 NABW + 04/2983 NABW + 04/3123 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand voor kosten in verband met juridische procedures

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van aanvragen voor bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk. De appellant had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand ter dekking van kosten zoals kopieer-, telefoon-, reis- en verblijfskosten die hij had gemaakt in verband met zijn juridische procedures. De Raad heeft vastgesteld dat de aanvragen om bijzondere bijstand zijn afgewezen door gedaagde, en dat de rechtbank Zutphen de beroepen van appellant tegen deze afwijzingen ongegrond heeft verklaard.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat volgens artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) alleen recht op bijzondere bijstand bestaat als de aanvrager niet over de middelen beschikt om noodzakelijke kosten van het bestaan te dekken. De Raad oordeelt dat de kosten die appellant heeft gemaakt in het kader van zijn juridische procedures niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad wijst erop dat appellant veelvuldig procedeert zonder zich af te vragen of deze procedures kans van slagen hebben, en dat de financiële gevolgen van dit procederen voor zijn eigen rekening komen.

De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien om gedaagde in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de noodzaak van kosten in het kader van de bijstandsverlening en de verantwoordelijkheden van de aanvrager.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/2806 NABW + 04/2808 NABW + 04/2983 NABW + 04/3123 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 18 mei 2004,
reg.nr. 03/1366 NABW, 19 mei 2004, reg.nr. 04/90 NABW, 24 mei 2004, reg.nr. 04/106 NABW en 2 juni 2004,
reg.nr. 04/88 NABW.
Gedaagde heeft verweerschriften ingediend.
Hierna heeft appellant nog een aantal stukken ingediend.
De gedingen zijn - tezamen met de gedingen in de zaken met de reg.nrs. 04/4625, 04/5755 en 04/2807 NABW - gevoegd behandeld ter zitting van 6 december 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gedingen weer gesplitst. In de zaken met reg.nrs. 04/4625, 04/5755 en 04/2807 NABW wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft bij gedaagde de navolgende aanvragen om bijzondere bijstand ingediend:
a. aanvraag van 17 april 2003 betreffende kopieer-, telefoon- en reiskosten tot een bedrag van € 125,21 alsmede de kosten van een nota van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (hierna: CJIB) van € 160,-- (reg.nr. 04/2808 NABW;
b. aanvragen van 21 juli 2003, 31 juli 2003, 14 augustus en 25 augustus 2003 betreffende reiskosten in verband met het bijwonen van zittingen bij de rechtbank Zuthpen en de Centrale Raad van Beroep van in totaal € 46,--(reg.nrs. 04/2806, 04/2983 en 04/3123 NABW) alsmede een aanvraag van 25 augustus 2003 betreffende reis- en verblijfkosten in verband met bezoeken aan advocaten tot een bedrag van € 960,-- (reg.nr. 04/3123 NABW).
Bij de besluiten op bezwaar heeft gedaagde zijn afwijzende besluiten op de hiervoor vermelde aanvragen om bijzondere bijstand gehandhaafd.
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank Zutphen de door appellant ingestelde beroepen tegen de betreffende besluiten op bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraken gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) is bepaald dat, onverminderd hoofdstuk II, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm bedoeld in afdeling 1 paragraaf 2 en 3, en de aanwezige draagkracht.
De Raad stelt allereerst vast dat het bepaalde in artikel 16, aanhef en onder b, van de Abw aan bijstandsverlening voor de boete in de weg staat.
De overige kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd zijn alle gemaakt in het kader van de zeer vele door appellant gevoerde juridische procedures. Ten aanzien van deze telefoon-, kopieer-, reis- en verblijfskosten heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“Dat eiser veel (reiskosten) maakt in verband met procedures komt doordat hij buitengewoon vaak procedeert zonder zich af te vragen of die procedures enige kans van slagen hebben. Veel van de door hem bij deze rechtbank ingestelde beroepen en verzoeken om voorlopige voorzieningen waren evident kansloos, mede gelet op eerdere uitspraken van rechtbank in dikwijls vergelijkbare zaken van eiser. De onderhavige financiële gevolgen van het steeds maar weer door procederen kunnen niet op de Algemene bijstandswet worden afgewenteld en dienen voor rekening van eiser te blijven.”
De gedingstukken en het verhandelde ter zitting geven de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraken. De Raad verenigt zich met de overwegingen van die uitspraken en maakt deze tot de zijne.
Nu de aan orde zijnde kosten niet kunnen worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten in de zin van artikel 39, eerste lid, van de Abw slaagt het hoger beroep niet en dienen de aangevallen uitspraken te worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus gewezen door mr. H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2005.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) P.E. Broekman.