ECLI:NL:CRVB:2006:AV0936
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Afwijzing studiefinanciering voor opleiding Bedrijfseconomie aan de Universiteit van Aruba
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor studiefinanciering door de Informatie Beheer Groep voor de opleiding Bedrijfseconomie aan de Universiteit van Aruba. De aanvraag werd afgewezen op basis van het feit dat er per 1 september 2004 geen recht meer bestond op studiefinanciering voor deze opleiding. De appellant, wonende in Aruba, heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard door de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep. De voorzieningenrechter van de rechtbank Assen heeft in een eerdere uitspraak het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ook ongegrond verklaard.
De appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat er geen schending van het zorgvuldigheidsbeginsel was. Hij beroept zich op informatie van de website van de IB-Groep, waaruit hij afleidde dat hij recht had op studiefinanciering. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de appellant ten onrechte op deze informatie heeft vertrouwd, aangezien er een disclaimer op de website staat die aangeeft dat aan de teksten geen rechten kunnen worden ontleend. Bovendien heeft de voorzieningenrechter het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er toezeggingen zijn gedaan door een medewerker van de IB-Groep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de voorzieningenrechter onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant geen doel treft. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan op 27 januari 2006, na behandeling van de zaak op 16 december 2005, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.Tj. van Dalen, en de gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. drs. E.H.A. van den Berg.