ECLI:NL:CRVB:2006:AV0698

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-1241 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2006 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De opposant, wonende in Marokko, diende op 8 augustus 2005 een verzetschrift in, waarin hij aangaf dat hij problemen ondervond bij het betalen van het griffierecht en het versturen van post naar Nederland. Hij had uiteindelijk het verschuldigde bedrag meegegeven aan een Marokkaanse inwoner van Nederland om de betaling te verrichten.

Tijdens de zitting op 16 december 2005 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was betaald en dat de opposant in zijn verzet geen argumenten heeft aangedragen die erop wijzen dat hij niet in verzuim was. De Raad heeft de toepasselijke artikelen van de Beroepswet en de Algemene wet bestuursrecht in overweging genomen en geconcludeerd dat het verzet ongegrond is. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, bijgestaan door mr. G.J.H. Doornewaard en mr. J. Brand als leden, en griffier M.H.A. Uri. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 januari 2006.

Uitspraak

05/1241 AOW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats] (Marokko), opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 8 juli 2005 het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2004, nummer AWB 04/1345 AOW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de aan opposant gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend, gedateerd 8 augustus 2005.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad gehouden op 16 december 2005, waar beide partijen - geopposeerde met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of het hoger beroep bij zijn uitspraak van
8 juli 2005 terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
In het verzetschrift heeft opposant aangegeven dat hij meerdere pogingen heeft ondernomen om het griffierecht te betalen maar dat hij problemen ondervindt met betalingen naar Nederland en dat het eveneens niet mogelijk is gebleken om post naar Nederland te sturen. Het verschuldigde bedrag is door opposant uiteindelijk meegegeven aan een Marokkaanse inwoner van Nederland teneinde de betaling voor hem te verrichten.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de aan opposant gestelde termijn is betaald en dat opposant in verzet niets heeft aangevoerd op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.