ECLI:NL:CRVB:2006:AV0578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.C. Bruning
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2004, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 maart 2002, waarbij een WAO-uitkering was toegekend aan een werkneemster van appellante. Het bezwaar werd door gedaagde niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante de wettelijke vereisten voor het indienen van het bezwaarschrift niet had nageleefd en de verzuimen niet binnen de gestelde termijn had hersteld.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2005 was appellante niet aanwezig, maar gedaagde was vertegenwoordigd door mr. E.F. de Roy van Zuijdewijn. Na deze zitting werd het onderzoek heropend, omdat bleek dat het onderzoek niet volledig was geweest. Bij de tweede zitting op 6 december 2005 was de directeur van appellante aanwezig, terwijl gedaagde zich niet liet vertegenwoordigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante zijn verzuimen niet binnen de gestelde termijn had hersteld, wat niet verschoonbaar werd geacht. De Raad concludeerde dat er geen wettelijke basis was voor een belangenafweging zoals door appellante werd voorgestaan. Het hoger beroep werd afgewezen, en de Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep, met K.J.S. Spaas als voorzitter en M.C. Bruning en F.A.M. Stroink als leden, in aanwezigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier. De uitspraak vond plaats op 17 januari 2006.