ECLI:NL:CRVB:2006:AV0372

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4625 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zutphen. Appellant, die bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk bijzondere bijstand had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvragen. De aanvragen betroffen kosten die volgens appellant voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, maar het College oordeelde dat deze kosten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden aangemerkt. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waarbij het besluit van 18 maart 2004 van het College als uitgangspunt diende. Dit besluit was gebaseerd op artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw), dat bepaalt dat alleenstaanden of gezinnen recht hebben op bijzondere bijstand indien zij niet over de middelen beschikken om noodzakelijke kosten van het bestaan te dekken.

De Raad heeft geconcludeerd dat de kosten die appellant had opgegeven, zoals telefoonkosten en reiskosten, niet voldeden aan de criteria van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van 18 maart 2004 ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen aanleiding gezien om gedaagde in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend en de noodzaak voor aanvragers om aan te tonen dat hun kosten daadwerkelijk voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/4625 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 19 augustus 2004,
reg.nr. 04/435 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Hierna heeft appellant nog een aantal stukken ingediend.
Het geding is - tezamen met de gedingen in de zaken met reg.nrs. 04/2806, 04/2808, 04/2983, 04/3123, 04/5755 en
04/2807 NABW - gevoegd behandeld ter zitting van 6 december 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gedingen weer gesplitst. In de zaken met reg.nrs 04/2806, 04/2808, 04/2983, 04/3123, 04/5755 en 04/2807 NABW wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijn de feiten en omstandigheden.
Appellant heeft bij gedaagde de navolgende aanvragen om bijzondere bijstand ingediend:
a. de aanvraag van 23 september 2003 betreffende kosten mobiele telefoon tot een bedrag van € 32,32;
b. de aanvraag van 23 september 2003 betreffende de reiskosten in verband met het bijwonen van een zitting bij de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2003 en een zitting bij de rechtbank Zutphen op 7 oktober 2003 tot een bedrag van
€ 38,--;
c. de aanvraag van 27 oktober 2003 betreffende telefoonkosten tot een bedrag van
€ 96,51;
d. de aanvraag van 27 oktober 2003 betreffende kantoorartikelen, kopieerkosten en verzendkosten tot een bedrag van
€ 20,66;
e. de aanvraag van 17 november 2003 betreffende kopieerkosten, inktcartridges en kantoorartikelen tot een bedrag van
€ 55,08;
f. de aanvraag van 17 november 2003 betreffende reiskosten in verband met het bijwonen van een zitting bij de rechtbank Zutphen, nevenvestigingsplaats Groenlo, op 29 oktober 2003 (10 strippen);
g. de aanvraag van 17 november 2003 betreffende reis- en verblijfskosten in verband met een gesprek met
mr. N.A. Heidanus te Groningen tot een bedrag van € 82,34;
h. de aanvraag van 27 november 2003 betreffende telefoonkosten, kopieerkosten en verzendkosten tot een bedrag van
€ 37,41;
i. de aanvraag van 27 november 2003 betreffende reiskosten naar Deventer (driemaal), Zutphen en Groenlo;
Bij besluit van 18 maart 2004 heeft gedaagde de bezwaren tegen de afwijzende besluiten op de hiervoor onder a t/m i vermelde aanvragen ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 18 maart 2004 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Het besluit van 18 maart 2004 berust - ten aanzien van alle genoemde aanvragen - op toepassing van artikel 39, eerste lid, van de Abw.
In artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) is bepaald dat, onverminderd hoofdstuk II, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm bedoeld in afdeling 1 paragraaf 2 en 3, en de aanwezige draagkracht.
Gedaagde heeft zich op het standpunt gesteld dat de hiervoor onder a t/m i genoemde kosten in de gegeven omstandig- heden niet kunnen worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van hiervoor vermeld artikel. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat gedaagde zich terecht op dit standpunt heeft gesteld en verwijst kortheidshalve naar de overwegingen die de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2006.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) P.E. Broekman.