ECLI:NL:CRVB:2006:AV0372
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen om bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zutphen. Appellant, die bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk bijzondere bijstand had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvragen. De aanvragen betroffen kosten die volgens appellant voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, maar het College oordeelde dat deze kosten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden aangemerkt. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waarbij het besluit van 18 maart 2004 van het College als uitgangspunt diende. Dit besluit was gebaseerd op artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw), dat bepaalt dat alleenstaanden of gezinnen recht hebben op bijzondere bijstand indien zij niet over de middelen beschikken om noodzakelijke kosten van het bestaan te dekken.
De Raad heeft geconcludeerd dat de kosten die appellant had opgegeven, zoals telefoonkosten en reiskosten, niet voldeden aan de criteria van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van 18 maart 2004 ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen aanleiding gezien om gedaagde in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend en de noodzaak voor aanvragers om aan te tonen dat hun kosten daadwerkelijk voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.