ECLI:NL:CRVB:2006:AU9949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.W.J. Schoor
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding in het kader van arbeidsongeschiktheid en WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een verzoek van appellant om vergoeding van materiële en immateriële schade in het kader van zijn arbeidsongeschiktheid en de toekenning van een WAO-uitkering. Appellant heeft zijn werkzaamheden moeten staken op 6 december 1993 en is sindsdien arbeidsongeschikt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Dit besluit was een uitvloeisel van eerdere besluiten die appellant schadevergoeding voor zijn arbeidsongeschiktheid hadden geweigerd.
De Raad overweegt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de gedaagde niet gehouden is om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen. De Raad stelt vast dat de schade die appellant heeft geleden, niet kan worden toegerekend aan het vernietigde besluit van 30 maart 1994, dat betrekking had op de weigering van ziekengeld. De Raad benadrukt dat de schade die appellant heeft geleden, voortvloeit uit zijn arbeidsongeschiktheid en de gevolgen daarvan, en niet uit het besluit van de gedaagde. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak van de Raad is van belang voor de beoordeling van schadevergoedingsverzoeken in het kader van arbeidsongeschiktheid en de toekenning van uitkeringen. De Raad benadrukt dat bij de beoordeling van dergelijke verzoeken aansluiting moet worden gezocht bij het civielrechtelijk schadevergoedingsrecht. Dit betekent dat alleen schade die in direct verband staat met de onrechtmatige daad van de aangesprokene voor vergoeding in aanmerking komt. In dit geval is de Raad van oordeel dat de gestelde schade niet kan worden toegerekend aan het besluit van de gedaagde, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank.