ECLI:NL:CRVB:2006:AU9946

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-533 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding in hoger beroep tegen besluit UWV

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2006 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat door de opposant was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had in haar uitspraak van 22 juli 2004 een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) behandeld. De opposant had in eerste instantie hoger beroep ingesteld, maar dit was door de Raad op 25 mei 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De opposant kwam in verzet tegen deze uitspraak, wat leidde tot de behandeling van de zaak op 6 december 2005.

De Raad oordeelde dat de opposant niet voldoende aannemelijk had gemaakt waarom de verlangde machtiging niet binnen de gestelde termijn, die eindigde op 24 maart 2005, was ingediend. De Raad paste artikel 21 van de Beroepswet toe in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak van 25 mei 2005 bleef daarmee in stand. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van verzoeken en de gevolgen van termijnoverschrijdingen in bestuursrechtelijke procedures. De Raad bevestigde dat de eerdere beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren terecht was, en dat de opposant niet in zijn verzoek kon worden ontvangen.

Uitspraak

05/533 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], beweerdelijk g[betrokkene], opposant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft beweerdelijk hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem tussen [betrokkene] en geopposeerde gegeven uitspraak, reg.nr. AWB 04/2048, ter zake van gedaagdes besluit van 22 juli 2004.
Bij uitspraak van 25 mei 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is van die uitspraak in verzet gekomen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 6 december 2005, waar opposant is verschenen en waar geopposeerde –met bericht– zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of hij bij zijn uitspraak van 25 mei 2005 terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is vanwege een niet verschoonbare overschrijding van de termijn voor het indienen van de verlangde machtiging.
Hetgeen in het verzetschrift en ter zitting is aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel geleid dan hetwelk is neergelegd in zijn uitspraak van 25 mei 2005.
De Raad merkt hierbij op dat door opposant niet voldoende aannemelijk is gemaakt waarom de verlangde machtiging niet binnen de gestelde termijn, welke eindigde op 24 maart 2005, is ingediend.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb, ongegrond te worden verklaard. Gelet op het zesde lid van laatstgenoemd artikel blijft de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas als voorzitter en mr. M.C. Bruning en prof. mr. F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2006.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) A.H. Hagendoorn-Huls.