ECLI:NL:CRVB:2006:AU9855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.C. Bruning
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing uitkering op basis van WAO en terugvordering onverschuldigd betaalde voorschot
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 14 en 22 oktober 2002 ongegrond heeft verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. el Ahmadi, stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is en dat de belastbaarheid door de verzekeringsartsen van het UWV onjuist is ingeschat. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 6 december 2005, waarbij appellante in persoon aanwezig was en haar gemachtigde haar bijstond. Gedaagde, het UWV, was niet vertegenwoordigd.
De Raad heeft de medische en arbeidskundige beoordeling van de rechtbank beoordeeld en komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de belastbaarheid van appellante niet onjuist is ingeschat. De bezwaararbeidsdeskundige M.J.W.M. Willemse heeft in zijn rapport van 11 oktober 2005 aanvullende toelichtingen gegeven over de geselecteerde functies en de belastbaarheid van appellante. De Raad oordeelt dat de onderbouwing van het besluit van 14 oktober 2002 voldoende is en dat de rechtbank geen gronden heeft gevonden om het besluit niet in stand te laten.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op het besluit van 14 oktober 2002 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Wat betreft het besluit van 22 oktober 2002, dat betrekking heeft op de terugvordering van een onverschuldigd betaald voorschot, heeft de Raad zich kunnen verenigen met de overwegingen van de rechtbank. De Raad heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.288,-, en heeft bepaald dat het UWV het griffierecht van € 116,- aan appellante vergoedt.