ECLI:NL:CRVB:2006:AU9417
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van andere ziekteoorzaak
In deze zaak gaat het om de weigering van de appellant om met toepassing van artikel 43a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in aanmerking te worden gebracht voor een WAO-uitkering. De appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving, heeft in hoger beroep gesteld dat zijn huidige arbeidsongeschiktheid voortkomt uit Multiple Sclerose (MS), terwijl de gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, van mening is dat de arbeidsongeschiktheid voortkomt uit een andere oorzaak dan waarvoor eerder een uitkering was toegekend.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad overweegt dat de medische gegevens van de appellant geen objectieve onderbouwing bieden voor de stelling dat er een verband bestaat tussen de MS en de eerdere arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsartsen van de gedaagde hebben vastgesteld dat de klachten van de appellant in 1998 zijn ontstaan en dat deze niet in verband kunnen worden gebracht met de eerdere uitkering die was gebaseerd op andere gezondheidsklachten.
De Raad concludeert dat de weigering om de appellant in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering op basis van artikel 43a van de WAO in rechte juist is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing gezamenlijk hebben genomen.