ECLI:NL:CRVB:2006:AU9170

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/157 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen om bijzondere bijstand voor griffiekosten en voor rechtsbijstand

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 30 december 2003, waarin zijn beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk ongegrond werd verklaard. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor griffiekosten en kosten van rechtsbijstand, maar deze aanvragen werden afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 22 november 2005, waarbij appellant in persoon verscheen en gedaagde niet vertegenwoordigd was.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor een schuld aan zijn raadsman, mr. Essink, die griffierechten en kosten van rechtsbijstand had betaald. De Raad oordeelt dat de aanvraag voor bijstand niet kan worden verleend, omdat appellant de bijstand pas lange tijd na het ontstaan van de schuld heeft aangevraagd. Volgens artikel 15 van de Algemene bijstandswet (Abw) is het niet mogelijk om bijstand te krijgen voor een schuld als men over voldoende middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

De Raad komt tot de conclusie dat er geen zeer dringende redenen zijn om van deze regel af te wijken. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Viegen, met M. Pijper als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 januari 2006.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/157 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 30 december 2003, reg.nr. 01/732 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Hierna heeft appellant nog nader stukken aan de Raad gezonden.
De gedingen zijn - tezamen met de gedingen in de zaken met reg.nrs. 04/156 NABW en 04/158 NABW - gevoegd behandeld ter zitting van 22 november 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. In de zaken met reg.nrs. 04/156 NABW en 01/158 NABW wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij besluit van 1 februari 2001 heeft gedaagde de op 19 december 2000 door appellant ingediende aanvragen om bijzondere bijstand voor griffiekosten tot een bedrag van f. 795,-- en voor honorarium en voorschotten (hierna: rechtsbijstand) tot een bedrag van f. 100,-- afgewezen.
Bij besluit op bezwaar van 5 juni 2001 is het afwijzende besluit van 1 februari 2001 gehandhaafd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank Zutphen het beroep tegen dit besluit op bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Appellant heeft bijzondere bijstand aangevraagd voor griffierechten ten behoeve van gedingen bij de rechtbank Zutphen en kosten van rechtsbijstand verschuldigd aan De Jonge en Peters advocaten te Enschede. De Raad stelt vast dat de griffierechten kort na het aanhangig maken van deze gedingen en de vordering kort nadat deze was opgekomen door de toenmalige raadsman van appellant, mr. Essink, zijn voldaan.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor een schuld, te weten een schuld aan mr. Essink voor griffierechten en kosten van rechtsbijstand die deze heeft betaald ten behoeve van appellant, en niet voor het moeten betalen van griffierecht en de kosten van rechtsbijstand. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat appellant de bijzondere bijstand eerst zeer geruime tijd na het tijdvak waarin de griffierechten en de kosten van rechtsbijstand betaald konden worden respectievelijk zijn betaald heeft aangevraagd.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) wordt degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, niet geacht te verkeren in omstandigheden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Abw. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat genoemde bepaling er aan in de weg staat dat appellant voor de eerder genoemde schuld aan mr. Essink bijstand wordt verleend.
De Raad acht geen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Abw aanwezig om hiervan af te wijken.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2006.
(get.) C. van Viegen.
(get.) M. Pijper.
MvK01125