ECLI:NL:CRVB:2006:AU8991

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-3504 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Zutphen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 18 april 2005, waarin werd beslist op zijn verzet tegen een eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 22 november 2005, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat volgens artikel 18, tweede lid, aanhef en onder b, van de Beroepswet, geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van een rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aangevallen uitspraak valt onder deze bepaling en is daarom niet vatbaar voor hoger beroep.

De Raad heeft ook overwogen dat er in uitzonderlijke gevallen, zoals bij evidente schending van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen, toch kennisgenomen kan worden van een appèl. Echter, de Raad oordeelt dat deze uitzondering in dit geval niet van toepassing is. Daarom verklaart de Raad zich onbevoegd om de zaak te behandelen. Tot slot is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 januari 2006.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/3504 NABW
U I T S P R A A K
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 18 april 2005, reg.nr. 02/441 NABW, waarbij met toepassing van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is beslist op zijn verzet tegen een uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van die wet.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 22 november 2005, waar partijen - gedaagde met voorafgaand bericht daarvan - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 18, tweede lid, aanhef en onder b, van de Beroepswet kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van een rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb. De aangevallen uitspraak betreft een dergelijke uitspraak en is derhalve volgens het toepasselijke procesrecht niet vatbaar voor hoger beroep.
Voor kennisneming van een appèl in weerwil van deze bepaling kan naar vaste rechtspraak echter grond bestaan, indien sprake is van een evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. De Raad is van oordeel dat deze uitzondering zich hier niet voordoet. Hij dient zich dan ook onbevoegd te verklaren.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart zich onbevoegd.
Aldus gegeven door mr. C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2006.
(get.) C. van Viegen.
(get.) M. Pijper.