ECLI:NL:CRVB:2005:BA9598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.P.M. van de Kerkhof
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na bedrijfsongeval en de rol van medische rapportages
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant na een bedrijfsongeval werd vastgesteld. Appellant, die als steigerbouwer werkte, raakte op 30 juni 2003 arbeidsongeschikt na een val van enkele meters, waarbij hij letsel aan zijn pols en knie opliep, evenals klachten aan zijn armen, schouders, nek en onderrug. Na bezwaar tegen de WAO-schatting van het Uwv, die zijn arbeidsongeschiktheid op 15-25% vaststelde, werd het bezwaar ongegrond verklaard. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat en overhandigde verschillende medische rapportages ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank Roermond terecht geen aanleiding zag om het medisch oordeel van de verzekeringsartsen van het Uwv in twijfel te trekken. De Raad concludeerde dat appellant in hoger beroep dezelfde gronden aanvoerde als in eerdere procedures, maar geen nieuwe medische informatie had overgelegd die de eerdere beoordelingen kon onderbouwen. De Raad stelde vast dat de door het Uwv aangenomen beperkingen in overeenstemming waren met de bevindingen van de behandelend artsen.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het bestreden besluit van het Uwv niet in stand kon blijven, omdat het niet op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berustte. De Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook de proceskosten van appellant werden vergoed. De uitspraak werd gedaan op 3 juli 2007.