ECLI:NL:CRVB:2005:AU9296
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- B.M. van Dun
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep inzake herzieningsverzoeken onder de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin zijn verzoek om herziening van eerdere besluiten door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 december 2005 geoordeeld dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep, voor zover dit betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek om herziening door de rechtbank. De Raad stelt vast dat de besluiten waar appellant om herziening verzoekt, rechtens non-existent zijn, en dat het bestuursrechtelijk systeem niet voorziet in herziening van dergelijke besluiten.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waarbij appellant aanvoert dat de rechtbank zijn verzoek om herziening ten onrechte heeft afgewezen. Appellant stelt dat de rechtbank zijn verzoek anders heeft geduid dan door hem aangegeven en dat de rechtbank feiten heeft verborgen gehouden. De Raad oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die een herziening rechtvaardigen. De argumenten die appellant heeft aangevoerd, zijn eerder in de procedure naar voren gebracht en kunnen niet opnieuw worden ingediend.
De Raad bevestigt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzoek om herziening niet kan worden toegewezen, omdat het niet past binnen het bestuursrechtelijk systeem. De Raad verklaart zich onbevoegd voor zover het hoger beroep zich richt tegen de afwijzing van het verzoek om herziening ex artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van de rechtbank wordt in stand gehouden, en de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.