ECLI:NL:CRVB:2005:AU9168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Vermindering van WAZ-uitkering door verworven arbeidsinkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vermindering van de WAZ-uitkering van appellant, die eerder was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) dat zijn uitkering zou worden verlaagd vanwege verworven arbeidsinkomsten. De rechtbank Alkmaar had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 18 november 2005 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door een medewerker van het UWV.
De Raad oordeelde dat appellant redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de invloed van zijn arbeidsinkomsten op de hoogte van zijn WAZ-uitkering. Dit werd onderbouwd door eerdere gesprekken met de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, waarin appellant was gewezen op de mogelijkheid van verrekening van zijn inkomsten. De Raad bevestigde dat de WAZ-uitkering was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, maar dat de uitkering met terugwerkende kracht kon worden verminderd op basis van de verworven arbeidsinkomsten. De Raad stelde vast dat de gezondheidstoestand van appellant geen invloed had op zijn kennis van de situatie, aangezien hij in staat was om bijstand aan te vragen en gesprekken te voeren.
Appellant voerde aan dat de toepassing van artikel 58 van de WAZ met terugwerkende kracht onredelijk bezwarend was, maar de Raad oordeelde dat het UWV geen discretionaire bevoegdheid had in deze toepassing. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van appellant af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de Raad geen aanleiding zag voor een dergelijke maatregel.