ECLI:NL:CRVB:2005:AU8998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A. Kovács
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsverhouding tussen appellantes en betrokkene in het kader van sociale verzekeringen
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, hebben appellantes hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 4 januari 2005 geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen appellantes en betrokkene, die werkzaamheden verrichtte op basis van een freelanceovereenkomst, moest worden aangemerkt als een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Appellantes, die actief zijn in de logistieke dienstverlening, voerden aan dat betrokkene als zelfstandige werkte en dat er geen sprake was van een gezagsverhouding.
De Raad heeft de argumenten van appellantes beoordeeld en vastgesteld dat er wel degelijk sprake was van een persoonlijke arbeidsverplichting en een gezagsverhouding. Betrokkene verrichtte zijn werkzaamheden persoonlijk, zonder vervanging, en ontving een maandelijkse vergoeding die als reële tegenprestatie werd aangemerkt. De Raad concludeerde dat de werkzaamheden van betrokkene essentieel waren voor de bedrijfsvoering van appellantes, ondanks dat deze niet de hoofdactiviteit van het bedrijf vormden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, terecht had besloten dat betrokkene verplicht verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. De Raad wees erop dat de zelfstandigheid van betrokkene en de Verklaring Arbeidsrelatie geen invloed hadden op de beoordeling van de arbeidsverhouding. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien om een proceskostenveroordeling toe te passen.