ECLI:NL:CRVB:2005:AU8984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor functies na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die sinds juli 1993 arbeidsongeschikt was door rugklachten en later ook psychische klachten ontwikkelde. De intrekking van de uitkering werd per 16 september 2001 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bekendgemaakt. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Arnhem bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak op 8 januari 2004. Appellant is in hoger beroep gegaan, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. C.A.J.M. Snijders.
Tijdens de zitting op 23 november 2005 heeft de Raad de zaak behandeld. Appellant heeft zijn medische beperkingen benadrukt, maar de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige concludeerden dat de functies die aan appellant werden voorgehouden, passend waren. De rechtbank heeft in haar oordeel de rapporten van deskundigen, waaronder psychiater N.J. de Mooij, meegewogen. Deze deskundige concludeerde dat appellant, ondanks zijn klachten, in staat was om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten, mits deze in overeenstemming was met zijn beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er voldoende functies waren aangewezen die appellant in staat stelden om een inkomen te verdienen, en dat de medische beoordeling van de deskundigen overtuigend was. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 28 december 2005, waarbij de betrokken rechters de beslissing gezamenlijk hebben genomen.