ECLI:NL:CRVB:2005:AU8831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Minnelijke schikking en proceskostenveroordeling in hoger beroep inzake uitkeringen AAW en WAO
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2005, ging het om een hoger beroep van verzoeker tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake uitkeringen op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Verzoeker ontving sinds 1979 uitkeringen, die in 1997 door gedaagde werden herzien en gedeeltelijk ingetrokken. Dit leidde tot een terugvordering van onterecht ontvangen uitkeringen. De Raad had eerder in 2001 een besluit van gedaagde vernietigd, omdat inkomsten uit 'zwart' werk niet meegeteld mochten worden bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid.
Tijdens de zitting op 7 oktober 2005, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, werd op initiatief van de Raad een minnelijke schikking bereikt. Partijen kwamen overeen dat het geschil over de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen zou worden beëindigd, waarbij verzoeker een bedrag van € 1.750,- zou terugbetalen aan gedaagde. Verzoeker trok vervolgens zijn hoger beroep in en verzocht de Raad om gedaagde in de proceskosten te veroordelen.
De Raad oordeelde dat, nu het hoger beroep was ingetrokken omdat gedaagde tegemoet was gekomen aan verzoeker, er aanleiding was om gedaagde te veroordelen in de proceskosten. De kosten werden begroot op € 1.610,-, bestaande uit € 966,- voor rechtsbijstand in eerste aanleg en € 644,- voor rechtsbijstand in hoger beroep. Tevens werd bepaald dat gedaagde het griffierecht aan verzoeker diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal bestuur, met M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden, in aanwezigheid van griffier J.J.B. van der Putten.