ECLI:NL:CRVB:2005:AU8640
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgevolgen van een bericht over studiefinancieringsschuld
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die drie door hem ingestelde beroepen ongegrond heeft verklaard. Het hoger beroep betreft specifiek de beslissing van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, die op 27 september 2002 het bezwaar van appellant tegen een bericht van 6 januari 2002 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit bericht bevatte een overzicht van de schuld van appellant op 1 januari 2002, maar de rechtbank oordeelde dat dit bericht geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het niet gericht was op rechtsgevolg.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 28 oktober 2005, waarbij appellant in persoon verscheen en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema. De Raad overwoog dat het bericht van 6 januari 2002 geen besluit bevatte over de terugbetalingsperiode of het al dan niet tenietgaan van de schuld. Hierdoor kon er geen bezwaar op grond van de Awb worden ingediend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat het hoger beroep van appellant geen doel trof.
Appellant had betoogd dat het deel van zijn schuld dat bestond uit een renteloos voorschot per 1 januari 2002 niet meer verschuldigd was en dat dit deel van de schuld van rechtswege was vervallen. Hij verwees naar een eerdere uitspraak van het College van beroep studiefinanciering en stelde dat gedaagde hem onterecht niet-ontvankelijk had verklaard in zijn bezwaren. De Raad concludeerde echter dat het bericht van gedaagde slechts een overzicht gaf van de wijzigingen in de hoogte van de schuld en geen rechtsgevolg had. De rechtbank had de beslissing van gedaagde terecht ongegrond verklaard, en de Raad achtte geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb.