ECLI:NL:CRVB:2005:AU8629
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de arbeidsongeschiktheid van werknemer van appellante
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2005, staat de juistheid van de vaststelling van arbeidsongeschiktheid van een werknemer van appellante centraal. De werknemer, die in dienst is bij appellante, ontving sinds 25 december 1999 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), vastgesteld op 80% of meer. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door J.H.C. van Dongen, en heeft de gronden van het beroep beperkt tot de stelling dat de werknemer volledig arbeidsongeschikt is. De Raad heeft de zaak op 4 november 2005 behandeld, waarbij zowel appellante als gedaagde aanwezig waren. De Raad heeft overwogen dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat gedaagde zich niet op de rapportage van de verzekeringsarts had mogen baseren. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellante tegen het besluit van gedaagde van 20 februari 2001 ongegrond is verklaard. De Raad concludeert dat de rapportage van de verzekeringsarts, die tot de conclusie kwam dat de werknemer lijdt aan een omvangrijke psychische problematiek, voldoende onderbouwd is. De Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van appellante niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak te weerleggen, en bevestigt derhalve de beslissing van de rechtbank.