E N K E L V O U D I G E K A M E R
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, appellant,
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 13 augustus 2003, reg.nr. WVG 03/167.
Desgevraagd heeft appellant de Raad nadere stukken doen toekomen.
Het geding is behandeld ter zitting van 2 november 2005, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door W.T.M. Schwering, werkzaam bij de gemeente Hoorn, en waar gedaagde in persoon is verschenen, bijgestaan door E.C. Hoebeke.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Gedaagde heeft op 5 juni 2002 bij appellant in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) een aanvraag ingediend voor onder meer een trekhaak aan haar auto en een vergoeding voor de kosten van de APK-keuring. Bij besluit van 19 september 2002 heeft appellant deze aanvraag afgewezen op de grond dat de kosten van een APK-keuring en een trekhaak als algemeen gebruikelijke kosten worden beschouwd.
Bij besluit van 10 december 2002, voorzover hier van belang, heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 19 september 2002 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak, voorzover hier van belang, heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 10 december 2002, voorzover dat ziet op de trekhaak, ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de aangevraagde trekhaak is bedoeld om de scootmobiel van gedaagde in een aanhangwagen achter haar auto te vervoeren zodat zij zich ook op bestemmingen buiten haar directe leefomgeving kan verplaatsen. Omdat niet is gebleken van een sociaal isolement of vereenzaming binnen gedaagdes directe woon -en leefomgeving is de rechtbank van oordeel dat appellant de gevraagde voorziening in de vorm van een vergoeding van de kosten van een trekhaak terecht heeft afgewezen. Het beroep tegen het besluit van 10 december 2002, voorzover dat ziet op de kosten van een APK-keuring, heeft de rechtbank - met een bepaling omtrent griffierecht - gegrond verklaard, dat besluit in zoverre vernietigd en bepaald dat appellant in zoverre een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is gedaagde voor verplaatsing buitenshuis deels aangewezen op vervoer per auto zodat niet kan worden volgehouden dat de kosten van een APK-keuring als een algemeen gebruikelijke uitgave moet worden beschouwd.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hiertoe heeft appellant onder meer aangevoerd dat de kosten van zowel de trekhaak als de APK-keuring door de rechtbank als algemeen gebruikelijk hadden moeten worden aangemerkt.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Met betrekking tot de trekhaak
De Raad stelt vast dat de rechtbank het beroep van gedaagde voorzover dat betrekking heeft op de trekhaak ongegrond heeft verklaard en dat gedaagde daartegen geen hoger beroep heeft ingesteld. Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak ter zake van de trekhaak uitsluitend hoger beroep ingesteld omdat hij zich niet kan verenigen met de motivering die de rechtbank daaraan heeft gewijd. De Raad stelt verder vast dat, nu gedaagde geen hoger beroep heeft ingesteld, tussen partijen niet meer in geschil is dat appellant de aangevraagde trekhaak terecht heeft geweigerd. De Raad is, gelet hierop, van oordeel dat appellant geen procesbelang heeft bij een oordeel over de vraag of de motivering van de rechtbank in rechte stand houdt. De omstandigheid dat appellant hierover een uitspraak wenst met het oog op vergelijkbare toekomstige gevallen waarin het van belang kan zijn of een trekhaak als een algemeen gebruikelijke voorziening moet worden beschouwd, wordt niet als zulk een belang aangemerkt nu het hier een toekomstige onzeker belang betreft en het rechtsmiddel van (hoger) beroep niet bedoeld is om een gerechtelijke uitspraak te krijgen over rechtsvragen die uitsluitend van theoretisch of principieel belang worden geacht. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens ontbrekend procesbelang.
Met betrekking tot de APK-keuring
Artikel 2, eerste lid, van de Wvg bepaalt dat het gemeentebestuur zorgdraagt voor de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van de in de gemeente woonachtige gehandicapten en dat het gemeentebestuur met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de Wvg is bepaald bij verordening daartoe regels dient vast te stellen. De Raad stelt vast dat de raad van de gemeente Hoorn, daaraan uitvoering gevende, de Verordening Voorzieningen Gehandicapten (hierna: Verordening) heeft vastgesteld.
Artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening bepaalt dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is.
De Raad is met appellant van oordeel dat een APK-keuring als een algemeen gebruikelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening dient te worden aangemerkt. Hiertoe overweegt de Raad dat deze keuring niet specifiek gericht is op mensen met een handicap, doch verplicht is voor een ieder die een auto in zijn bezit heeft. Appellant heeft de weigering om de kosten van een APK-keuring uit hoofde van de Wvg te vergoeden naar het oordeel van de Raad dan ook terecht in zijn besluit van 10 december 2002 gehandhaafd.
Uit het vorenstaande volgt dat het besluit van 10 december 2002 in zoverre ten onrechte door de rechtbank is vernietigd, zodat de aangevallen uitspraak in zoverre niet in stand kan blijven. Doende wat de rechtbank had behoren te doen zal de Raad het inleidend beroep in zoverre ongegrond verklaren.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het hoger beroep voorzover dat ziet op de kosten van een trekhaak niet-ontvankelijk;
Vernietigt de aangevallen uitspraak voorzover dat ziet op de kosten van de APK-keuring;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 10 december 2002 in zoverre ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.M. van Male, in tegenwoordigheid van S.M.A. School als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 december 2005.