ECLI:NL:CRVB:2005:AU8232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/867 ZW en 04/869 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling en rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een proceskostenveroordeling die door de rechtbank was uitgesproken in het voordeel van gedaagde, die werd bijgestaan door C.J.M. Heering van Heering Consultancy. Appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze proceskostenveroordeling, met de stelling dat de verleende rechtsbijstand door Heering niet als beroepsmatig kan worden gekwalificeerd volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 november 2005, waarbij gedaagde in persoon aanwezig was, terwijl appellant niet vertegenwoordigd was. De Raad heeft vastgesteld dat Heering gedaagde ter zitting heeft bijgestaan, maar dat er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand, aangezien Heering geen beroep heeft gemaakt van het verlenen van rechtsbijstand en in een nauwe relatie tot gedaagde staat.

De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank Arnhem ten onrechte appellant heeft veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde, en heeft de eerdere uitspraak vernietigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen verdere proceskosten aan de zaak zijn verbonden. De uitspraak benadrukt het belang van de kwalificatie van rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden toegewezen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/867 ZW en 04/869 ZW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant,
en
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Arnhem op 5 januari 2004 tussen partijen gegeven uitspraak (reg.nrs. 03/1 en 03/1785 ZW), waarnaar hierbij wordt verwezen.
C.J.M. Heering, eigenaar van Heering Consultancy te Achterveld, heeft namens appellant een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 2 november 2005, waar namens appellant, met voorafgaand bericht, niemand is verschenen, terwijl gedaagde in persoon is verschenen, bijgestaan door Heering, voornoemd.
II. MOTIVERING
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, naast gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de bestreden besluiten, onder meer appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde ten bedrage van € 322,- voor door Heering verleende rechtsbijstand ter zitting van de rechtbank.
Het hoger beroep van appellant richt zich uitsluitend tegen deze proceskostenveroordeling. Volgens appellant is de door Heering verleende rechtsbijstand niet te beschouwen als door een derde beroepsmatig verleende bijstand, zoals bedoeld in artikel 1 aanhef onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Gedaagde bestrijdt het standpunt van appellant niet, maar stelt dat de bijstand van Heering is gebaseerd op artikel 1 aanhef en onder b van het Bpb en dat de rechtbank Arnhem appellant terecht heeft veroordeeld tot de betaling van de proceskosten van gedaagde ten bedrage van € 322,-.
De Raad overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van de behandeling ter zitting op 25 november 2003 van het beroep van gedaagde door de rechtbank blijkt dat Heering gedaagde ter zitting heeft bijgestaan. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat Heering een verklaring als getuige of deskundige heeft afgelegd, dan wel gedaagde als tolk heeft bijgestaan. De rechtbank heeft de bijstand van Heering aan gedaagde dan ook terecht gekwalificeerd als rechtskundige bijstand. Zowel gelet op het feit dat Heering van het verlenen van rechtsbijstand haar beroep niet heeft gemaakt als op het feit dat Heering als werkgever in een nauwe relatie staat tot gedaagde is in dit geval geen sprake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zodat de rechtbank appellant ten onrechte heeft veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 322,-.
De aangevallen uitspraak komt, voorzover aangevochten, voor vernietiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevallen.
Aldus gegeven door mr. M.C. Bruning in tegenwoordigheid van mr. A. van Netten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 december 2005.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) A. van Netten.
BKH