ECLI:NL:CRVB:2005:AU8232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling en rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een proceskostenveroordeling die door de rechtbank was uitgesproken in het voordeel van gedaagde, die werd bijgestaan door C.J.M. Heering van Heering Consultancy. Appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze proceskostenveroordeling, met de stelling dat de verleende rechtsbijstand door Heering niet als beroepsmatig kan worden gekwalificeerd volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 november 2005, waarbij gedaagde in persoon aanwezig was, terwijl appellant niet vertegenwoordigd was. De Raad heeft vastgesteld dat Heering gedaagde ter zitting heeft bijgestaan, maar dat er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand, aangezien Heering geen beroep heeft gemaakt van het verlenen van rechtsbijstand en in een nauwe relatie tot gedaagde staat.
De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank Arnhem ten onrechte appellant heeft veroordeeld tot betaling van de proceskosten van gedaagde, en heeft de eerdere uitspraak vernietigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen verdere proceskosten aan de zaak zijn verbonden. De uitspraak benadrukt het belang van de kwalificatie van rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden toegewezen.