ECLI:NL:CRVB:2005:AU7793
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- C.G.M. van Rijnberk
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering wegens verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft appellant, wonende in Frankrijk, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond had verklaard. Het UWV had de WW-uitkering van appellant herzien en teruggevorderd, omdat appellant niet kon aantonen dat hij na 1 november 1999 in Nederland verbleef. De rechtbank oordeelde dat appellant onterecht een WW-uitkering had ontvangen van € 42.080,62 en legde een boete van € 2.269,-- op wegens het overtreden van de mededelingsverplichting uit de Werkloosheidswet (WW).
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 oktober 2005, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Paternotte. Gedaagde werd vertegenwoordigd door J. Knufman van het UWV. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant niet in staat was om zijn verblijf in Nederland aan te tonen. De Raad bevestigde de bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat het UWV op basis van de beschikbare gegevens in redelijkheid kon concluderen dat appellant vanaf 1 november 1999 in Frankrijk verbleef, anders dan op vakantie.
De Raad concludeerde dat de stellingen van appellant in hoger beroep grotendeels herhalingen waren van eerdere argumenten en dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 november 2005.