ECLI:NL:CRVB:2005:AU7467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C.M. van Laar
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van toegenomen klachten en beperkingen in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn WAO-uitkering ongewijzigd voortgezet zou worden in de klasse van 15 tot 25%. Appellant had zich op 26 augustus 2002 ziek gemeld met rugklachten, maar de verzekeringsarts concludeerde dat er geen sprake was van toegenomen klachten of beperkingen die voortvloeien uit dezelfde ziekte-oorzaak. De rechtbank Assen had eerder het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 oktober 2005, maar appellant en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De Raad heeft de argumenten van gedaagde, die in het verweerschrift verduidelijkte dat de ziekmelding van appellant in 2002 niet voortvloeide uit dezelfde ziekte-oorzaak, als doorslaggevend beschouwd. De Raad merkte op dat appellant geen medische gegevens had overgelegd die de conclusies van de verzekeringsartsen konden weerleggen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de WAO-uitkering van appellant te verhogen. De Raad stelde vast dat de klachten van appellant, die hij in 2002 had, niet langer dan vier weken duurden en dat er geen noodzaak was voor een arbeidskundig onderzoek in deze situatie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 november 2005.