ECLI:NL:CRVB:2005:AU7249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.P.M. van de Kerkhof
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Niet indienen van gronden leidt tot niet-ontvankelijkheid van hoger beroep
In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij hij in eerste instantie niet-ontvankelijk was verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juni 2005 geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de opposant, ondanks waarschuwingen, geen gronden had ingediend. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 18 oktober 2005 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de zaak toch behandeld.
De Raad heeft in zijn overwegingen het verzet van de opposant beoordeeld. De opposant voerde aan dat hij aangifte had gedaan van diefstal van post, wat hem zou hebben belet om tijdig de gronden in te dienen. De Raad constateerde echter dat de opposant pas na de uitspraak van 3 juni 2005 aangifte had gedaan en dat hij eerder al op de hoogte was van problemen met de post. De Raad oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de opposant was om tijdig actie te ondernemen, vooral gezien de eerdere communicatie over de termijn voor het indienen van de gronden.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. De Raad benadrukte dat de opposant het risico had genomen door niet tijdig te reageren op de verzoeken en dat dit risico voor zijn rekening kwam. De uitspraak van 3 juni 2005 bleef in stand, en er waren geen gronden aanwezig om de kosten te compenseren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 november 2005.