ECLI:NL:CRVB:2005:AU7116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WAO-uitkering van hoofd Financiën wegens geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering van appellant, die als hoofd Financiën werkzaam was en uitviel wegens hartritmestoornissen. Appellant ontving vanaf 21 januari 2000 een WAO-uitkering, vastgesteld op 55-65% arbeidsongeschiktheid. Na een medisch onderzoek door verzekeringsarts M. Bakker, die concludeerde dat appellant geen beperkingen meer had, werd de uitkering per 29 augustus 2001 beëindigd. Appellant stelde dat zijn hartritmestoornissen door stress veroorzaakt werden, die voortkwam uit zijn functie. Hij was van mening dat hij niet geschikt was voor zijn werk.
De bezwaarverzekeringsarts P.A.E.M. Hofmans bevestigde de bevindingen van Bakker, waarna het bezwaar van appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank onderschreef het oordeel van gedaagde en verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn grieven, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat er geen medische redenen waren om de geschiktheid voor de functie van hoofd Financiën in twijfel te trekken. De Raad concludeerde dat er voldoende functies beschikbaar waren en dat de beëindiging van de WAO-uitkering op goede gronden was gebeurd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, met J.W. Schuttel als voorzitter en R.C. Stam en N.J. Haverkamp als leden, in aanwezigheid van griffier T.R.H. van Roekel.