ECLI:NL:CRVB:2005:AU7010
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering en ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 juni 2004, waarin zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 22 december 1999 niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. De Raad heeft vastgesteld dat de brief van 29 december 1999, die door de gemachtigde van appellant was ingediend, niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank Utrecht had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van 15 juni 2004 ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de brief van 29 december 1999 als bezwaarschrift moest worden beschouwd en dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de brief van 29 december 1999 niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt, omdat deze niet duidelijk als zodanig was geformuleerd en eerder een verzoek om informatie betrof.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde terecht het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak voor appellanten om tijdig en duidelijk bezwaar te maken tegen besluiten om ontvankelijkheid te waarborgen.