ECLI:NL:CRVB:2005:AU6982

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1325 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functiewaardering Senior Consulent Werk gemeente Zwijndrecht

In deze zaak heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die op 23 januari 2004 een besluit van het college had vernietigd. Dit besluit betrof de functiewaardering van de functie Senior Consulent Werk, die door de gemeente was vastgesteld op basis van het Functiewaarderingsreglement 2000. De rechtbank oordeelde dat het besluit een wettelijke basis ontbeerde, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot de conclusie dat dit oordeel op een misverstand berustte. De Raad stelde vast dat de functiewaardering correct was uitgevoerd volgens de geldende regels en dat de scores voor secundaire factoren, waaronder functionele vorming en contact, niet onhoudbaar waren. Gedaagde had grieven ingediend tegen de scores, maar de Raad oordeelde dat deze niet voldoende onderbouwd waren. De Raad benadrukte dat de rechterlijke toetsing in dergelijke gevallen terughoudend dient te zijn en dat een hogere waardering niet automatisch betekent dat de eerdere waardering onjuist is. Uiteindelijk vernietigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van gedaagde ongegrond.

Uitspraak

04/1325 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht, appellant,
en
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 23 januari 2004, nr. AWB 02/1043, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is gevoegd met de soortelgelijke zaken nr. 04/1326 AW en nr. 04/1327 AW behandeld ter zitting van 29 september 2005, waar namens appellant zijn verschenen J. Luyte, B. van der Zalm en H. van der Niet, allen werkzaam bij de gemeente Zwijndrecht. Gedaagde is in persoon verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst; thans wordt in deze zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
1. Bij besluit van 30 oktober 2001 heeft appellant de beschrijving en waardering van de door gedaagde vervulde functie van Senior Consulent Werk bij de sector welzijn van de gemeente Zwijndrecht vastgesteld. De functie is ingedeeld in hoofdgroep IV, met in totaal 12 punten voor secundaire factoren, hetgeen overeenkomt met salarisniveau 9. Het waarderingsrapport is na bezwaar aangepast wat betreft de motivering van de score van de factor contact en voor het overige gehandhaafd bij het bestreden besluit van 29 oktober 2002.
2. De rechtbank heeft dit laatstgenoemde besluit bij de aangevallen uitspraak vernietigd, omdat zij van oordeel was dat dit besluit een wettelijke basis ontbeerde.
3.1. De Raad deelt het standpunt van appellant dat dit oordeel op een misverstand berust. De omstreden functiewaardering is gebaseerd op het Functiewaarderingsreglement 2000, vastgesteld door appellant op 31 oktober 2000. Ingevolge artikel 2 van dit reglement vindt functiewaardering plaats overeenkomstig de in bijlage I van dit reglement vervatte methode van functiewaardering. Bijlage I, die ook reeds deel uitmaakte van het in 1981 vastgestelde functiewaarderingsreglement en die nadien niet is gewijzigd, is het gemeentelijk functiewaarderingssysteem van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, kenmerk Fuwa 8.61. De door appellant gehanteerde puntentelling is terug te voeren op dit systeem.
3.2. Dit betekent dat het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit een wettelijke basis ontbeert onjuist is. Nu de zaak naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft zal de Raad hierna een inhoudelijk oordeel geven over de omstreden waardering.
3.3. De Raad stelt voorop dat de rechterlijke toetsing in een geval als dit een terughoudende dient te zijn, in die zin dat de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van het bestreden besluit aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat eerst tot vernietiging van de omstreden waardering kan worden overgegaan als deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt; daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere, hogere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
4.1. Gedaagde heeft grieven aangevoerd tegen diverse scores van secundaire factoren, waaronder in het bijzonder die voor functionele vorming en contact.
4.2. Voor de factor functionele vorming is een score van 3 punten toegekend, waarbij is uitgegaan van totaal 1300 uur aan aanvullende praktijk- en schoolopleiding na de beroepsopleiding. Appellant heeft dit aantal nader gespecificeerd in een zich bij de stukken bevindende detaillering. De Raad is niet kunnen blijken dat deze score op onvoldoende gronden berust. Daarbij overweegt de Raad dat van de zijde van appellant overtuigend is weerlegd dat bij de functie van gedaagde ook alle bij de functie van toetser in aanmerking genomen uren studie (660 uur) moeten worden meegenomen. In de functie van gedaagde wordt blijkens de functiebeschrijving slechts in voorkomende gevallen getoetst, zodat appellant zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat dit taakonderdeel niet tot de niveaubepalende behoort.
4.3. Aan de motivering van de score voor de secundaire factor contact is na bezwaar in het waarderingsrapport toegevoegd dat in contacten met cliënten sprake kan zijn van agressief gedrag. Gedaagde meent dat in verband hiermee een hogere score aangewezen is dan de toegekende 3 punten. De Raad onderschrijft dit niet. Het betoog van appellant dat de omstandigheden waaronder in de functie van gedaagde moet worden gewerkt overeenkomen met die, omschreven in het toepasselijke functiewaarderingssysteem onder score 3 - het verkrijgen van medewerking bij duidelijke belangentegenstellingen, waarbij de beslissing vast ligt - is niet onhoudbaar te achten. Gedaagde heeft dit betoog overigens ook niet bestreden.
4.4. Ook met betrekking tot de overige scores heeft gedaagde niet aannemelijk kunnen maken dat die onhoudbaar zijn. Gedaagdes coördinerende rol kan niet gelijkgesteld worden met leidinggeven in hiërarchische zin, zoals omschreven in het functiewaarderingssysteem, zodat hem terecht geen punten zijn toegekend bij het gezichtspunt leidinggeven.
4.5. De Raad komt dan ook tot de slotsom dat het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep van gedaagde ongegrond verklaren.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep van gedaagde tegen het bestreden besluit ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.C.F. Talman als voorzitter en mr. K. Zeilemaker en mr. D.A.C. Slump als leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W.F. Menkveld-Botenga als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2005.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) E.W.F. Menkveld-Botenga.