ECLI:NL:CRVB:2005:AU6971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.P. Mulder
- R.C. Stam
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van medische beperkingen in WAO-schatting
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond werd verklaard. Het UWV had op 2 juli 2001 een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend aan appellant met ingang van 31 maart 2001, waarbij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45% werd vastgesteld. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn medische beperkingen, met name op psychisch vlak, niet correct waren ingeschat.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 4 november 2005 behandeld. Tijdens de zitting is appellant vertegenwoordigd door mr. M. ter Weijden, terwijl gedaagde, het UWV, werd vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Anedda. De Raad heeft de argumenten van appellant en de reactie van gedaagde zorgvuldig overwogen. Appellant voerde aan dat er een onbegrijpelijk verschil was in de waardering van zijn arbeidsbeperkingen tussen de beoordelingen van 31 maart 2001 en 7 maart 2002, ondanks dat in beide gevallen dezelfde psychiatrische expertise was betrokken.
De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts terecht had vastgesteld dat de beperkingen die voor 31 maart 2001 waren vastgesteld, overeenkwamen met de bevindingen op dat moment. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de ontwikkeling in de stoornis van appellant voldoende verklaarde waarom de arbeidsongeschiktheid bij de herbeoordeling hoger was ingeschat. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.