ECLI:NL:CRVB:2005:AU6968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het Uwv inzake WAO-schatting en zorgvuldigheid van besluitvorming
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 juni 2003. De zaak betreft de toekenning van een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan gedaagde, die een arbeidsongeschiktheid van 35-45% was toegekend. De rechtbank had het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het niet voldoende zorgvuldig zou zijn voorbereid. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat een van de als geschikt aangemerkte functies voor het laatst meer dan 18 maanden voor de toekenningsdatum was geactualiseerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 21 oktober 2005. Tijdens deze zitting was de appellant vertegenwoordigd door mr. G.G. Prijor, terwijl gedaagde niet aanwezig was. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat functies voldoende realiteitswaarde moeten hebben en dat niet elke afwijking van de gebruikelijke werkwijze automatisch leidt tot een gebrek aan realiteitswaarde. De Raad concludeert dat in dit geval geen sprake is van een aanzienlijke afwijking van de termijn van anderhalf jaar voor de actualisatie van functies.
De Raad heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het inleidend beroep van gedaagde is ongegrond verklaard en de gevraagde schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met D.J. van der Vos als voorzitter en J.P. Mulder als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 november 2005.