ECLI:NL:CRVB:2005:AU6804
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- J.J.A. Kooijman
- S.W. van Osch-Leysma
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsuitkering op basis van voldoende middelen voor levensonderhoud
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 4 februari 2004 geoordeeld dat appellant geen recht had op bijstandsuitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) voor de periode van 1 december 2002 tot en met 9 februari 2003. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat appellant over voldoende middelen beschikte om in zijn noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant had een arbeidsovereenkomst die op 1 december 2002 was ontbonden, met een ontbindingsvergoeding van € 5.000,--. Van deze vergoeding ontving hij op 24 december 2002 een netto bedrag van € 3.107,50. Gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, concludeerde dat appellant geen recht had op bijstand omdat hij over voldoende middelen beschikte.
De Raad oordeelde dat de ontvangen vergoeding als inkomen moet worden beschouwd, dat bestemd is voor de noodzakelijke kosten van het bestaan na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De Raad stelde vast dat er geen bewijs was dat de vergoeding een andere bestemming had. De Raad bevestigde dat de bijstandsverlening in beginsel aanvullend is op het inkomen dat men zelf verwerft.
Uiteindelijk kwam de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 november 2005.