ECLI:NL:CRVB:2005:AU6535
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- H.J. Simon
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot inleveren van OV-kaart na beëindiging studiefinanciering
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.A. van Lange, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet had voldaan aan de verplichting om haar OV-kaart uiterlijk op de vijfde werkdag na beëindiging van haar recht op studiefinanciering in te leveren. Tevens had zij niet tijdig melding gemaakt van de diefstal van haar OV-kaart. De rechtbank oordeelde dat appellante niet kon worden vrijgesteld van deze verplichtingen, ondanks haar ernstige ziekte die haar gedurende deze periode had getroffen.
Tijdens de zitting van de Raad voor de Rechtspraak op 30 september 2005, waar appellante in persoon verscheen, werd het hoger beroep behandeld. De Raad concludeerde dat appellante in haar hoger beroep geen nieuwe argumenten had aangevoerd die de eerdere beslissing konden weerleggen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en stelde vast dat de tijdspanne tussen de diefstal van de OV-kaart en de melding bij gedaagde bijna twee maanden bedroeg. De Raad oordeelde dat de omstandigheden van appellante niet voldoende waren om haar te ontheffen van de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving omtrent studiefinanciering.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 november 2005.