ECLI:NL:CRVB:2005:AU6522

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05-4082 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij niet-aangetekende verzending in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2005, gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat het bezwaar van gedaagde tegen een afrekeningsnota niet-ontvankelijk was verklaard op basis van termijnoverschrijding. De Raad oordeelt echter anders.

De zaak draait om de vraag of gedaagde tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen een afrekeningsnota van 26 februari 1997. De Raad stelt vast dat gedaagde het bezwaar pas op 6 maart 1997, bij een niet aangetekend schrijven, heeft ingediend. De Raad benadrukt dat het risico van een niet-aangetekende verzending bij de afzender ligt. Dit betekent dat als een niet-aangetekend stuk de geadresseerde niet tijdig bereikt, de afzender verantwoordelijk is voor de gevolgen.

De Raad concludeert dat het bezwaar van gedaagde niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar was verstreken. De eerdere contacten tussen appellant en gedaagde, zoals vermeld in een schrijven van 14 juli 2004, kunnen hieraan niet afdoen. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/4082 ALGEM
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant,
en
[gedaagde]., gevestigd te [vestigingsplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekering (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het Lisv, alsmede de voormalige Nieuwe Industriële Bedrijfsvereniging.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen op 15 juni 2005 onder kenmerk 04/633 door de rechtbank ’s-Hertogenbosch gewezen uitspraak.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 3 november 2005 waar appellant niet is verschenen, terwijl gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door H.J. Ermers, financieel directeur.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 30 januari 2004 is het bezwaar van gedaagde tegen de afrekeningsnota 1996 van 26 februari 1997 niet-ontvankelijk verklaard omdat gedaagde bij het instellen van bezwaar de ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken niet in acht heeft genomen, en dat niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat gedaagde niet in verzuim is geweest.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat gelet op de feiten en omstandigheden van dit geval voorbijgegaan kan worden aan de vaste jurisprudentie dat het risico dat een niet aangetekend verzonden stuk de geadresseerde niet tijdig bereikt, voor rekening van de afzender dient te komen. Naar het oordeel van de rechtbank dient het er voor gehouden te worden dat gedaagde binnen de bezwaartermijn van 6 weken een bezwaarschrift tegen het besluit van 26 februari 1997 heeft ingediend.
De Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank niet en overweegt daartoe als volgt.
Op 26 februari 1997 heeft appellant aan gedaagde de afrekeningnota SV 1996 gezonden. De ontvangst van deze nota wordt door gedaagde niet betwist. Gedaagde maakt hiertegen bij een niet aangetekend schrijven van 6 maart 1997 bezwaar. Eerst op 2 oktober 1997, ruimschoots na het verstrijken van de termijn waarbinnen bezwaar had kunnen worden gemaakt, ontvangt appellant een afschrift van de brief van 6 maart 1997. Dat appellant hierop niet adequaat heeft gereageerd en eerst bij beslissing op bezwaar van 30 januari 2004 gedaagde niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar, kan niet meebrengen dat hier sprake is van een ontvankelijk bezwaar. De desbetreffende termijn is van openbare orde, terwijl ingevolge vaste jurisprudentie het risico dat een niet aangetekend verzonden brief de geadresseerde niet bereikt bij de afzender ligt. De Raad is, anders dan gedaagde zoals door hem ter zitting van de Raad nader is toegelicht, van oordeel dat het bezwaar niet tijdig is ingediend. De diverse contacten met P. Linders, accountmanager bij gedaagde, zoals onder meer weergegeven in zijn schrijven van 14 juli 2004, kunnen daaraan niet afdoen.
Uit het vorengaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt en dat het inleidend beroep alsnog ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 november 2005.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A. Kovács.