ECLI:NL:CRVB:2005:AU6129

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2299 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2005 uitspraak gedaan over het hoger beroep van de opposant, die in verzet was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De Raad had op 28 januari 2005 het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De opposant had tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend, dat op 23 september 2005 ter zitting werd behandeld. Tijdens deze zitting zijn beide partijen niet verschenen.

De Raad heeft in zijn motivering de vraag behandeld of de eerdere niet-ontvankelijkverklaring terecht was. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat de opposant niet had aangetoond dat het griffierecht tijdig was betaald. Bovendien was het beroepschrift ook niet tijdig ingediend, wat een bijkomende reden was voor de niet-ontvankelijkheid. De Raad heeft overwogen dat er geen termen aanwezig waren om het griffierecht alsnog te laten betalen of om de eerdere uitspraak te herzien.

De uitspraak van de Raad blijft in stand, en de opposant heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die zouden kunnen leiden tot een andere beslissing. De Raad heeft de zaak afgesloten door het verzet ongegrond te verklaren, en de eerdere uitspraak blijft dus van kracht.

Uitspraak

04/2299 AKW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 28 januari 2005 het door opposant ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van hem gegeven uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2004, onder nummer AWB 02/4937 AKW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Ten overvloede heeft de Raad overwogen dat het hoger beroep eveneens niet-ontvankelijk zou kunnen worden verklaard op de grond dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Tegen die uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 23 september 2005. Partijen zijn niet verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad ziet zich naar aanleiding van het door opposant ingestelde verzet voor de vraag gesteld of de door de Raad bij zijn uitspraak van 28 januari 2005 uitgesproken niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep terecht is geschied.
De Raad zal in het midden laten of, mede naar aanleiding van hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd, aan hem in overwegende mate valt te verwijten dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Naar de Raad reeds ten overvloede heeft overwogen in zijn uitspraak van 28 januari 2005, is namelijk ook het beroepschrift niet tijdig, dat wil zeggen binnen de in de Awb gestelde termijn van zes weken, ingediend, terwijl niet is gebleken van een grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant ter zake niet in verzuim is geweest.
Door opposant is in verzet niets aangevoerd dat aanleiding zou kunnen vormen om hierover thans in andere zin te oordelen.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard. Gelet op het zesde lid van laatstgenoemd artikel blijft de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2005.
(get.) J. Janssen.
(get.) A.C.W. van Huussen.
MH