ECLI:NL:CRVB:2005:AU5711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) niet-ontvankelijk werd verklaard. Het UWV had op 14 september 2004 besloten om appellant geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toe te kennen, omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar op 30 november 2004 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep van appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad stelde vast dat het bezwaarschrift op 1 november 2004 door het UWV was ontvangen, terwijl de bezwaartermijn op 26 oktober 2004 was verstreken. Appellant had aangevoerd dat er iets mis was gegaan bij de post, maar de Raad oordeelde dat het poststempel op de enveloppe, dat de datum 28 oktober 2004 vermeldde, leidde tot de conclusie dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking kwam en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat betrekking heeft op proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 oktober 2005, waarbij de Raad de beslissing van de rechtbank bekrachtigde.