ECLI:NL:CRVB:2005:AU5219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastbaarheid van een appellant met psychische klachten in het kader van de WAO
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 16 april 2003 zijn beroep tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering ongegrond verklaarde. Appellant, die sinds 1990 als productiemedewerker werkte, had zijn werkzaamheden gestaakt vanwege psychische klachten. In 1991 werd hem een WAO-uitkering toegekend, maar in 2002 trok het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) deze uitkering in, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV handhaafde zijn besluit.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 april 2005 een psychiater, R.P. Soeters, benoemd als deskundige om de gezondheidstoestand van appellant te onderzoeken. In zijn rapport van 1 juni 2005 concludeerde Soeters dat appellant lijdt aan een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, maar dat zijn belastbaarheid niet overschat is en dat hij geschikt is voor de functies die hem zijn voorgehouden. Tijdens de zitting op 16 september 2005 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl gedaagde niet vertegenwoordigd was.
De Raad heeft het oordeel van de deskundige gevolgd, omdat dit oordeel gebaseerd was op de beschikbare medische gegevens en de onderzoeksbevindingen. Appellant heeft geen tegenbewijs geleverd dat de deskundige onjuiste gegevens heeft gebruikt. De Raad oordeelt dat de belastbaarheid van appellant niet is overschat en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.