ECLI:NL:CRVB:2005:AU4113

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/6393 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2005 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle van 28 oktober 2004. De Raad had eerder, op 5 april 2005, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant kwam in verzet en voerde aan dat hij door zijn financiële situatie, veroorzaakt door hoge medische kosten, niet in staat was het griffierecht op tijd te voldoen. Tijdens de zitting op 26 augustus 2005 heeft de opposant verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht.

De Raad overwoog dat de opposant vóór de afloop van de gestelde betalingstermijn op 31 januari 2005 de Raad had moeten informeren over zijn financiële situatie. Hierdoor had de Raad mogelijk een uitstel van betaling kunnen verlenen. De Raad oordeelde dat het verzet ongegrond was, omdat de opposant niet tijdig had gehandeld en geen gegronde redenen had aangevoerd voor het niet betalen van het griffierecht. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de noodzaak voor partijen om de rechter tijdig te informeren over hun financiële situatie indien zij niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. De Raad heeft de opposant in deze zaak niet in het gelijk gesteld en het verzet ongegrond verklaard.

Uitspraak

04/6393 Wajong
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Zwolle op 28 oktober 2004, nr. AWB 04/411, tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 5 april 2005, welke eveneens op 5 april 2005 aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht.
Opposant is tijdig van die uitspraak in verzet gekomen en heeft in een nader schrijven de verzetsgronden aangevoerd waarop het verzet berust.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 26 augustus 2005, waar opposant in persoon is verschenen en waar geopposeerde zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Bij uitspraak van 5 april 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de bij brief van 20 december 2004 gestelde termijn, welke eindigde op 31 januari 2005, is bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie is betaald.
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of bij de uitspraak van 5 april 2005 terecht is geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is te achten.
Door opposant is in het aanvullend verzetschrift en ter zitting aangevoerd dat het wegens zijn financiële situatie, met name door hoog opgelopen medische kosten, niet mogelijk was om het griffierecht binnen de door de Raad gestelde termijn te voldoen. Ter zitting heeft opposant de Raad verzocht om een uitstel van betaling van het griffierecht.
De Raad is van oordeel dat opposant vóór afloop van de in de brief van de Raad van
20 december 2004 gestelde betalingstermijn op 31 januari 2005, de Raad had dienen in te lichten omtrent zijn financiële situatie waarna de Raad een eventuele uitstel tot betaling van het griffierecht aan opposant had kunnen verlenen. Thans kan een zodanig verzoek, daargelaten nog de vraag of er voldoende gronden voor honorering ervan zijn, in ieder geval niet meer gehonoreerd worden, aangezien de betalingstermijn is verstreken. Door te wachten met het indienen van een verzoek om uitstel van betaling van het griffierecht tot aan de behandeling van het verzet ter zitting heeft opposant een risico genomen met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat voor rekening van opposant dient te blijven.
De Raad is voorts niet gebleken van omstandigheden waardoor opposant niet in staat zou zijn geweest het griffierecht tijdig te voldoen dan wel een verzoek om uitstel van betaling van het griffierecht in te dienen.
Het verzet moet derhalve ongegrond verklaard worden.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. T.L. de Vries en mr. M.M. van der Kade als leden, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2005.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) M. Gunter.
GdJ